top of page

Their name liveth for evermore

Met holle ogen staat hij op, hij had al zo lang in de dikke Vlaamse klei gelegen. ‘’Their name liveth for evermore’’, staat er voor zijn neus op de grauwe steen geschreven.
Even was hij stil, de regen die hij zo goed kende, kletterde tegen zijn witte gezicht.
Met een diepe zucht draait hij zich om, de zwarte diepte waaruit hij zojuist is opgestaan zorgt voor een kleine rilling over zijn rug, op de steen die achter deze kuil staat leest hij; ‘A soldier of the Great War’, hij schrikt van zijn eigen ongecontroleerde gegrinnik.

Zachtgrijze wolken omarmen hem, en hij wordt beschermend in hun midden opgenomen,blij is hij, hij hoeft niet meer mee te doen aan de dans van de idiote mensheid.































bottom of page